Het is niet moeilijk om te leren schaatsen. Bekijk/lees onderstaande items en pik ervan op wat je wilt.
Bert Breed – schaatsles voor beginnende schaatsers (zie ook de tekst hieronder)
De juiste maat
Wanneer je schaatsen aantrekt, kan je best een maatje groter dan je normale schoenmaat nemen. Je hebt immers al dikkere sokken aan en je voet mag niet te krap zitten. Anders heb je al snel blaren op je voeten of pijn. En dan geef je al snel op, want schaatsen met stramme of pijnlijke voeten is niet leuk! Belangrijk is ook om de schaatsen goed strak vast te maken op het onderbeen. Je been mag niet te veel in de schaats bewegen en moet goed vast zitten. Anders sloddert de schaats en dan kan je niet goed schaatsen. Een schaats is eigenlijk als een goede wandelschoen. Hoe beter de schaats rond voet en been zit, hoe beter het schaatsen zal gaan.
Les in vallen
Bij het geven van schaatsles aan beginnende kinderen is het van groot belang om het volgende in het achterhoofd te houden: er zijn altijd kinderen bij, die angst hebben om te vallen. Deze angst moet eerst weggenomen worden, voor je daadwerkelijk iets kunt leren. Begin dus altijd met valoefeningen: maak je klein en val voorover of opzij en probeer je val te breken.
Achterover hangen en de kont steeds dichter naar het ijs brengen tot je valt kan ook, maar daarbij heb je een klein risico, dat iemand letterlijk op zijn achterhoofd is gevallen.
Rechtop staan
De eerste echte oefening is rechtop staan op twee schaatsen en deze dan voorzichtig om en om naar voren en naar achteren bewegen, steeds een klein stukje verder.
Zo krijgen ze het gevoel, dat je kunt glijden op de smalle ijzers.
De aap
De volgende oefening is de aaphouding. Ga als een aap staan, doe desnoods de oe-oe geluiden erbij en de roffel op de borst van een gorilla, en laat ze zo een aantal keren een klein stukje heen en weer schaatsen.
Steppen
De tweede vaardigheid is het steppen. Laat kinderen doen, alsof ze op een step rijden: eerst alleen met het linkerbeen afzetten, daarna alleen met het rechterbeen. Vervolgens laat je 4 keer afzetten met links en 4 keer met rechts, daarna 2 keer met links, 2 keer met rechts en tenslotte om en om! Later in de les kun je dit om en om afzetten terug laten komen met “giraffenpoten”. Je maakt met de afzet je benen zo lang mogelijk!
De ijsbeer
De derde oefening kun je de pinguïn of de ijsbeer noemen: de schaatsen schuin naar voren bewegen. Met deze oefening leren kinderen, dat ze niet te recht en niet te schuin moeten glijden, maar een beetje schuin naar voren.
De ooievaar
De vierde schaatsbeweging is de ooievaar: laat kinderen zo lang mogelijk op 1 been glijden, met het andere been gebogen zoals bij een ooievaar. Uiteraard wissel je hierbij steeds van been.
Glijden
Een oefening, die kinderen altijd leuk vinden, is deze: laat ze een meter of 10 vaart maken. Vervolgens maken ze zich klein en glijden met 2 schaatsen zo lang mogelijk door. De kinderen zijn verbaasd, hoe lang ze wel niet kunnen glijden met een paar slagen.
Vogeltje
Een goede balansoefening is deze: laat ze als een vogeltje klein beginnen en steeds hoger “vliegen” met de armen bewegend als vleugels. De variant is precies omgekeerd.
Van 2-tallen tot treintje
Een zinvolle oefening is om de kinderen in tweetallen in te delen. De eerste gaat in de aaphouding zitten, de tweede duwt deze een bepaalde afstand, waarna er van plaats gewisseld wordt. Een leuke aansluitende oefening is het treintje, waarbij de trainer zijn kinderen trekt als locomotief met een paar wagons.
Mijn ervaring met kinderen is, dat dierenverhalen er altijd in gaan. Hoe jonger de kinderen, hoe korter de spanningsboog. Je kunt de oefeningen een paar minuten doen, daarna doe je een ander “dier”, maar het dier komt wel regelmatig weer terug.