Herinneringen

De Heer Dick van Maarseveen, Bezuidenhoutseweg

Mevrouw Trees Bakker-Kleuskens, Carpentierstraat

Mevrouw Jessica Baumgarten, Spaarwaterstraat

Mevrouw Fea Boegborn, Pieter Bothstraat

Mevrouw Gerian Dijkhuizen, Pahudstraat

De Heer H.H. Hoogsteeder, Laan van NOI 

Mevrouw Els Logtenberg, Stuyvesantstraat

De heer Van der Meyden, van Linschotenstraat

De heer J.H.J. Schröder, Daendelsstraat

De heer Jean Smulders, Jan van Riebeekstraat

De Heer Herman Wiekenkamp, van Imhoffstraat

De heer Wim van der Heijden en Vera van der Heijden-Gerritsen, 2e Louise de Colignystraat 18

Bonnie Spaans-Barkmeijer  IJsclubweg

 

Dick van Maarseveen, Bezuidenhoutseweg

Bezuidenhoutseweg Maarseveen De Volkskrant 04-08-1984

 

Mevrouw Fea Boegborn, Pieter Bothstraat

Het huis en de omgeving

Begin jaren 50 werd ik geboren in het Bezuidenhout, daar waar nu het Ministerie van Buitenlandse zaken staat. Mijn straat liep dood op een gietijzeren hek, daarachter een boomgaard omringd door een sloot met kwakende kikkers. Dat hek hield ons niet tegen….

Het was een wijk waar fraaie grote herenhuizen stonden, die al of niet dubbel bewoond werden. De huizen waren van buiten bijzonder versierd en hadden binnen mooi bewerkte plafonds en sierlijke, brede niet te steile trappen. Het meest indrukwekkende van de percelen vond ik echter de daken afgedekt met pannen en natuurlijk óns dak in het bijzonder. Daaronder verschool zich namelijk de zolder. Niet dat je je zomaar kon verschuilen in zo’n huis hoor, want wij hadden in die tijd al wel een huistelefoon. Je kon vanuit elke kamer een andere kamer bereiken.

De toegang tot de zolder, het zogenaamde overloopje werd door ons vaak als provisiekast gebruikt, de melk die daar stond verzuurde helaas snel in de warme zomers, juist als je dorst had van het buitenspelen, of was ijzig koud in de winter. Maar gelukkig was daar ook het kolenhok dus echte kou kenden we niet. De melk werd bezorgd door de melkboer aan de deur. Losse melk, die je in een kan zonder morsen naar boven moest dragen. Verder kwamen het Scheveningse vissersvrouwtje in klederdracht, de koekenbakker, de pindachinees, de scharensliep en de schillenboer wekelijks door de straat hun waren of diensten venten. De kolenboer kwam uiteraard minder vaak. De wijk was bovendien ruim voorzien van kleine winkeltjes en vooral de groenteboer Van Zoest was een feest. Niet omdat we zo graag groente aten, maar omdat daar – ter koeling van zijn waren – staven ijs werden bezorgd uit een grote vrachtwagen die water lekte. In de zomer kregen we dikwijls een stukje van dat koude spul dat in jute zakken was gewikkeld.

Het puin en ander speelgenot

Het was een kinderrijke naoorlogse buurt en wij kinderen (de oudsten hielpen de kleintjes) liepen toen gezamenlijk en spelend naar onze scholen door het puin, dat lag van voornoemd Ministerie tot aan het station lvNOI en was veroorzaakt door een bombardement tijdens de Tweede  wereldoorlog. Die scholen waren gebaseerd op verschillende gezindten. Na school kon je nog wat op het schoolplein spelen, maar liever speelden wij in het puin. Het bijzondere van het puin was dat er -omdat er voorheen huizen stonden met grote tuinen- van alles groeide. Hele boeketten kon ik voor mijn moeder plukken. We klommen in bomen, stookten vuurtjes, speelden verstoppertje, bouwden tenten ga zo maar door. In de middag liep ik ook wel met een collectebus voor de zending. Huis aan huis bellend waarop deuren geopend werden of kozijnen omhoog geschoven en munten geworpen. Eenmaal thuis kon je verder spelen in de straat waar weinig auto’s waren. Stoeprandje mik, slagbal, balverstoppertje en natuurlijk al of niet individueel rolschaatsen en deelnemen aan de tollen-, knikker-, hoepel- en springtouwtijd. Deelname aan de fietswedstrijd “het rondje van Bezuidenhout” eindigde niet met een prijs, maar met een gebroken armpje. Toch ergens eerste in! En dan fysiek uitgeput slapen gaan, heerlijk.

Verdwenen wijk, voorbije jeugd

Mijn fraaie buurt was weliswaar kinderrijk, toch zou zij geen plek bieden voor ons in de toekomst, want ambitieuze plannen van de gemeente, de spoorwegen en let wel het Rijk bleken dat in de weg te staan. Steeds méér gezinnen trokken weg, huizen werden afgebroken en de buurt raakte leger en leger. En steeds verder moest ik lopen met in mijn hand dat zendingsbusje! Ik ging langs de ook voor meisjes interessante bouw van het Paleis van Justitie naar nieuw gebouwde huizen die overal in en aan Den Haag werden gebouwd. Zelfs nabijgelegen weilanden, waar je koeien kon strelen, paarden suikerklontjes geven en in de winter op opgespoten stukjes kon schaatsen, werden meer en meer bebouwd: Mariahoeve ontstond en groeide tegen de nieuwbouw van Leidschendam aan. Kortom de wereld om mij heen werd groter en groter. De straat werd weliswaar minder dan een naam, ons huis was het laatst bewoond totdat ook wij eindelijk verhuisden, ik keek vooruit en met plezier om naar mijn jeugd.

Op zijn pootjes terecht

Ik groeide verder op, werd verder geschoold en kreeg zowaar een baan in een Rijksgebouw met ambitie dat precies werd gebouwd op de plek van mijn jeugd. De apenrots en ik was apetrots. Ik loop niet meer rond met mijn zendingsbusje, allesbehalve, ik reis nu met vliegtuigen de hele wereld over.

 

Mevrouw Jessica Baumgarten, Spaarwaterstraat

Spaarwaterstraat De flat van de familie Baumgarten in aanbouw Foto Fam Baumgarten

Jessica Baumgarten zond naast schoolfoto’s een aantal foto’s in en rond de Spaarwaterstraat. Jessica schrijft verder: vanaf 1951 heb ik anderhalf jaar in de Gentsestraat gewoond. Haar ouders woonden eerst in bij hun grootouders in deze straat en kochten daarna de flat in de Spaarwaterstraat. Op foto’s heeft mijn vader de bouw gevolgd. In het landje voor de deur waar meestal paarden stonden speelden mijn zus en ik. Later op het sportveld waar je je naar hartelust kon uitleven. Een heerlijke tijd was het. Een zoon van schoenmaker Van Kleef zat bij mijn oudste zus in de klas. Het fietsje waar de aap van de heer Van Campen op zat is van mijn jongste zusje geweest. Mijn ouders hebben daar tot eind 1997 gewoond en moesten om gezondheidsredenen met pijn in hun hart verhuizen. En zo komen steeds meer herinneringen naar boven.

 

Mevrouw Trees Bakker-Kleuskens, Carpentierstraat

“Mag ik me even voorstellen: Ik ben Trees Bakker-Kleuskens. Ik ben geboren in 1938 en ik heb tot 1960 in de Tweede De Carpentierstraat gewoond. Mijn vader had een houthandel die later mijn broer heeft overgenomen. Tot 1999 heeft die zaak bestaan. Door het boekje van Ronald van Onselen ging mijn hele jeugd weer leven. De foto’s zijn schitterend en heel herkenbaar. De tekst is geweldig. Ik ben inmiddels 33 jaar weg uit Den Haag. Dat is een hele tijd. Heel veel straten komen mij bekend voor maar doordat je er al zolang niet meer geweest bent kun je het niet op een rijtje krijgen. Toch kwam er veel boven. Ook ik heb mijn zwemdiploma gehaald in de Mauritskade, bij juffrouw Kootje. Zij was heel bekend. Wat mij van dat zwembad bijstaat is dat er een apart dames- en herenbad was. In deze tijd onbegrijpelijk! Ook herinner ik mij de legendarische zaak van Kok uit de Theresiastraat die verse koffiebonen en doppinda’s verkocht. Verder vertelde een vriend van ons dat op de hoek LvNOI en de Schenkkade een bruggetje was waarover tramlijn 13 reed. Als jonge knullen vonden zij het leuk om dan aan dat bruggetje te gaan hangen als de tram erover heen reed. Levensgevaarlijk maar wel spannend! Op het Stuyvesantplein bij het eindpunt van tramlijn 6 stond een wachthuisje voor de conducteurs. Terwijl het personeel binnen zat koffie te drinken koppelden de kwajongens de aanhangwagen los. De tram ging dan rijden zonder aanhangwagen! Dit gebeurde ook bij het eindpunt LvNOI van tramlijn 7. De tram moest dan weer terugrijden om de aanhangwagen op te halen (toevoeging VON). Het waren echte kwajongensstreken, maar toch wel beter dan de ellende die nu veroorzaakt wordt.

Mijn vader had in de Tweede De Carpentierstraat in de jaren vijftig een bloeiende houthandel. De klanten kwamen uit het hele land want hij was gespecialiseerd in bijzondere houtsoorten. In die jaren kwam ook formica uit en daar had hij zo’n beetje het alleenverkooprecht op. Het was er in allerlei kleuren. Ik heb nu nog een tafeltje en prullemand waar het nog op zit. Mijn man repareert de prullemand. Het moet een erfstuk worden voor de kinderen.

En dan die leuke buurtwinkels in de Johan van Hoornstraat. Melkboer Kok en slager Ammerlaan, de reformwinkel Van Vermeulen. Op de hoek van deze straat en de LvNOI zat een apotheek, in de Louise de Colignystraat banketbakkerij Van Haaften en in de Jacob Mosselstraat bakker Hus met in die tijd zijn befaamde puddingbroodjes. In de Theresiastraat was de winkel van Kok bekend om zijn koffie en pinda’s in de dop. Iedere zondagavond was het feest. Er werd dan een krant op de tafel gelegd en dan maar pinda’s doppen met de hele familie. En nu? Nu trekken kinderen een zak chips open. Buiten spelen was geen probleem. Tegenover wat later de bioscoop Du Midi was lag een heleboel puin en daar hebben we heel wat uurtjes doorgebracht”.

 

Mevrouw Gerian Dijkhuizen

Gerian Dijkhuizen uit Amersfoort beschrijft haar herinneringen als volgt. Ik woonde van 1960 tot 1970 in de Pahudstraat en bezocht de Van Hoogstratenschool. De Pahudstraat kwam uit op het kleine pleintje dat de brede en smalle Pahudstraat verbindt. Daar zaten onder andere de firma Knijff een kolenhandel, Jan Belt de melkboer die ook langs de deur kwam, de drogisterij van de heer en mevrouw Brokken, de sigarettenwinkel van Van der Heeft op de hoek van het Stuyvesantplein. Op dat plein zat de slagerij van de gebroeders Van der Stoel. Om het hoekje van de Pahudstraat richting Stuyvesantstraat zat Electra Fokkens. Aan het eind van de smalle Pahud zat tante Bep, een snackbar waar ze de eerste raspatat verkochten.

De vier leeuwen op het plein fungeerden meer als hangplek voor jongeren. Er waren bankjes en bosjes, heel aantrekkelijk! Mijn goudvissen liggen er allemaal begraven.

Mijn ouders waren heel actief in de Goede Vrijdagkerk aan de Bezuidenhoutseweg. Daar stond in de jaren zestig ds. A. van Es. Later “trokken” we in bij de Wilhelminakerk op de Juliana van Stolberglaan. Daar stond ds. A. Veldkamp. Er was een enthousiaste jeugdgroep daar onder leiding van Ankie Witte. Wij hebben nog steeds onze reünies. In het gebouw waar de vrijzinnig hervormden “kerkten” Origo, organiseerde mijn vader in de jaren zestig fantastische Koninginnedagfeesten. Met film, lampionoptocht en goochelaars. Geweldig voor die tijd!

Wij woonden tweehoog en vanuit ons huis konden wij precies door de schuinlopende Altingstraat de koepel zien van Huis ten Bosch. Daar gingen wij geregeld op de fiets kijken als de vlag wapperde. Je kon altijd op het paleisplein komen en dan zagen we ambassadeurs in mooie koetsjes die hun geloofsbrieven kwamen aanbieden aan Koningin Juliana. Ook hebben we de trouwpartij van prinses Margriet op 10 januari 1967 daar gezien. Mijn toekomstige man stond in het pak van de Garde Grenadiers met bontmuts bij de afzetting. Ik kende hem toen natuurlijk nog niet.

 

De Heer H.H. Hoogsteeder

Mijn vader had een dansschool in de periode 1965/85 boven slager Slootweg op de LvNOI/hoek  Willem van Outhoornstraat. Dat pand was van verhuurder Cohen die het pand als slagerij had ingericht en het verhuurde aan P. Slootweg & Zn. Alhoewel deze slager in 1958 een nieuwe winkel in de Theresiastraat had betrokken bleef Slootweg in het oude pand zitten omdat Cohen aan Slootweg meldde dat hij het pand aan een andere slagerij zou verhuren. Het pand was namelijk zo ingericht dat er uitsluitend een slagerij geëxploiteerd kon worden. In die tijd was de inrichting ook geschikt voor het slachten van koeien. Later onderverhuurde Slootweg de zaak aan een Toko.

Laan van Nieuw Oost-Indië Dansschool Hoogsteder ca 1970

Boekhandel Van Seters zat kort na de oorlog op de Bezuidenhoutseweg hoek Tweede van den Boschstraat. Dat was een straat die evenwijdig liep met de Eerste van den Boschstraat. Dat blok is later afgebroken voor het Ministerie van Landbouw en Visserij van architect Liefland. De groenteboer die door de wijk liep was Kees Lobel, Kees de schreeuwert werd hij genoemd. De aapman in de Gerard Reijnststraat nam zijn groenteafval af. ‘s Zomers liep Kees met een platte wagen met aardbeien. Kees was bevriend met slager Slootweg.

Mevrouw Els Logtenberg, Stuyvesantstraat

Mevr Els Logtenberg vertelde over haar jeugd in de Stuyvesantstraat.

Els typeert deze tijd als volgt: Ja dat was een leuke tijd, maar wel veel rustiger dan nu en ook meer bezadigd. Men had veel tijd voor elkaar. Veel spelen in de Stuyvesantstraat met buurkinderen onder andere het spel “Wie gaat er mee naar Engeland varen”, veel rolschaatsen (soms tot ongenoegen van de buurtbewoners) en dan waren er tijden voor knikkeren, tollen, touwtje springen, klepperen of soms steltlopen. Kwartetspelletjes met doorgeknipte sigarettendoosjes werden ook heel veel gedaan. Met de step werd heel wat afgereisd onder andere boodschappen halen bij kruidenier Knippenberg die op de hoek van de Stuyvesantstraat/Merkusstraat een winkel had. Achter een hoge toonbank en gekleed in witte jas gaf mijnheer Knippenberg altijd de boodschappen aan. Hij heeft ons ook aan het adres van onze toenmalige pianojuffrouw Rie Smits geholpen waar ik jarenlang aan de Cornelis van der Lijnstraat nr. 36 les heb gehad evenals mijn broer.

De zonen van melkboer Buitelaar op de hoek van onze straat met de De Sillestraat speelden onder andere voor Zwarte Piet. Zeepkistjes werden onder andere gebruikt bij het grote straatfeest in de Stuyvesantstraat in 1950 met de kinderen in fantasiekleren. Op de lagere school – de Colignyschool – had ik les van de dochter van de heer Kloosterman. Juffrouw Niessink heb ik ook even gehad. Mijn zus en broer hebben er ook gezeten. Zij zijn geboren in 1944 en 1945. Ikzelf ben van 1941 en zat dus twee klassen hoger. Heb nog veel schoolfoto’s hiervan. Ik meen me te herinneren dat op de LvNOI een paar huizen terug van de damesmodezaak van Van der Vat nu een Fortisbank een lange zaak zat beheerd door de zusters Oreille waar ik borduurzijde haalde voor mijn moeder. We speelden ook veel in het verwoeste gebied waar nu de Triomfatorkerk staat en gingen er met de step heen. In 1957 zijn wij van de Stuyvestantstraat verhuisd naar de Van der Aastraat.

 

De heer Van der Meyden, van Linschotenstraat

Wat een boekje van Ronald van Onselen! Ik had er al van gehoord en toen bracht mijn schoondochter het mee. Zelden heb ik zo’n heerlijk boekje in de hand gehad wat betreft uitgave, druk, papier, en handzaamheid en ik heb er heel wat gezien. Ook de foto’s zijn prachtig scherp afgedrukt en dan de tekst.

Het heeft wel wat herinneringen bij mij opgeroepen! Op de foto bladzijde 25, rechts achter de lesbus, staat het huis in de Rijklof van Goensstraat waarin mijn grootmoeder op de eerste etage woonde. Vaak zat ik als kind voor het raam en keek naar het Haagse bos in de verte.

Natuurlijk herinner ik mij drogist Van Schagen, een lange magere man in een witte stofjas. Dan de smidse, waar je niet te dichtbij moest komen, want geregeld had hij een groot vuur aan. De heer Korlvinke herinner ik mij als een gebochelde kleine man ( misschien wel stijlvol) waar ‘s zondags de voetbaluitslagen werden opgehangen, maar misschien was dat een andere man. Bij Korlvinke kocht ik in 1953 een kaartje voor de rampenfondsvoetbalwedstrijd in Parijs. Met een bus heen en terug, plus entreebewijs voor fl 25,-

De fietsrekken in de zaak van Barberien – die naam herinner ik mij niet – zie ik nog wel voor mij. Ook agent Blom staat er, zoals hij altijd stond. Makkelijk was hij niet, maar ik verdacht hem er altijd van dat hij stiekem lachte als hij weer eens een vermaning gaf.

De wagen van de “asman” had soms buitenop een rechtstandig stuurwiel en handgas, zodat hijzelf mee kon helpen en niet steeds behoefde in- en uit te stappen. Dat was interessant! Een paar centjes uit het raam gooien was ook leuk. In 1934 waren wij van de François Valentijnstraat verhuisd naar de net gebouwde Hart Nibbrigkade, maar na een paar jaar verhuisden wij naar de Van Linschotenstraat omdat die kade veel te koud was in de winter met al die tuinderijen. De Van Linschotenstraat liep van de Bezuidenhoutseweg naar de Theresiastraat, met op de hoek groenteboer Bruinsma. Hij had toen al een bestelauto met rolluiken. Na het bombardement heeft mevrouw Bruinsma ( juffrouw Bruinsma zeiden wij!) de zaak nog een tijd voortgezet, totdat zoon Tijs hem overnam. Op de hoek van de volgende straat de Cornelis Houtmanstraat zat drogisterij Borneo. Gedreven door een Mevrouw Zou(e)tewelle maar die kwam maar zelden in de winkel. Dat deed haar man, uiterlijk de evenknie van Van Schagen, met zijn zuster.

De “Spaarpot” zat op de hoek aan de overkant. De chef kwam bij het bombardement om, zei men. Bij de “jongens” van Kok, heb ik een paar jaar geleden nog mijn achterlicht laten maken. De vader, ook Leo, had al een fietsenzaak in de François Valentijnstraat vroeger. Later was de zaak al circa 40 jaar gevestigd in de Theresiastraat 396.  De gele laag room in de melkflessen (heerlijk) zie ik voor mij. Meloen met zijn grote klompen en zijn grote Amerikaanse slee waar hij de bloemen tijdelijk op uitstalde. Met die auto haalde hij bloemen en hem heb ik ook goed gekend.. Hij had aanvankelijk een winkel in de zogenaamde gebogen bebouwing (zie bladzijde 23 van het boekje) maar die is gebombardeerd. Meloen die door iedereen zo werd aangesproken had in de oorlog goede relaties in de bollenstreek en je kon “eten” zwart bij hem kopen. Mijn moeder betaalde eens fl 100,- voor een half broodje. Ook telegraafpalen kon je bij hem kopen om klein te zagen en nog kleiner te hakken voor het “majo”kacheltje.

Op het koeienlandje stonden voor de oorlog geen koeien alleen brandnetels. In de oorlog heeft boer Kleijweg wiens zoon Arie (?) de “boer” is van de boerderij in Clingendaal nr. 5  daar een paar koeien gezet nadat hij de brandnetels had geruimd en een hek had gezet langs het zandpad (het Spaarwaterlaantje) dat liep van de Bezuidenhoutseweg naar de Theresiastraat en waarlangs aan één kant een aantal hofjeswoningen stonden. Ongeveer tot de helft van dat pad, zodat wij, die iets verder woonden naar de Theresiastraat toe, een achteruitgang hadden. Makkelijk voor de fietsen. Boer Kleijweg bezat overigens een boerderij in wat nu Mariahoeve is.

Dat landje heeft ons de das omgedaan!

3 maart 1945 mag dan een vergissing zijn geweest. Dat gold niet voor dat stukje Bezuidenhout wat altijd onderbelicht is geweest. Vanuit de lucht komende over het bos moest dat open veldje tussen de bebouwing, en zonder koeien, de lanceerbasis van V2’s wel zijn geweest voor een paar vliegers. Dus gingen de bommen naar beneden. Het landje zat vol bomtrechters en de rest kwam terecht op de belendende huizen. Weg Van Linschotenstraat, weg hofjeswoningen, weg stuk Theresiastraat behalve Bruinsma. Verder verdwenen stukken bebouwing in de Cornelis Houtmanstraat, de De Moucheronstraat en Joh. Maetsuyckerstraat. Wij waren thuis tijdens de diverse voltreffers, maar zijn wonderbaarlijk onder het puin kunnen uitkruipen en niet blijvend gewond. De buren en hun hondje waren wel dood. Jammer is dat er nooit wat is geschreven over dit stukje Bezuidenhout en het Bombardement. Inmiddels is er een nieuw verschenen boek “Boodschap aan de bevolking van Den Haag” waarin wel aandacht zou worden besteed aan dit stukje Den Haag. Wat betreft de Tweede centsloot; ik kan mij die sloot niet anders herinneren als de twee-centsloot. Later hebben wij nog in de Theresiastraat gewoond en in de Cornelis van der Lijnstraat schuin tegenover de heer Snuverink. De kinderen op de foto in uw boekje kende ik wel. Daarna verhuisde ik naar de bijna eerste woningen in de Mariahoeve aan de Roggekamp. Schuin onder ons werd Loes van der Kraats en later haar broertje geboren.

 

De heer J.H.J. Schröder

J.H.J. Schröder schreef de volgende reactie. Oorspronkelijk kom ik uit Wassenaar. Op 2 juli 1942 zijn mijn ouders naar de Koningskade nr. 19 verhuisd. Ik ben geboren op 22 juni 1937 op de Korenlaan nr. 19 te Wassenaar. Doordat de Koningskade vanwege de Duitsers ontruimd moest worden zijn wij op 31 maart 1943 daar weer vertrokken. We zijn in de Daendelsstraat nr. 69 gaan wonen en 1955 naar Amsterdam. Ik heb dus het bombardement meegemaakt en gelukkig is ons huis gespaard gebleven. Ik weet nog goed dat ik mijn vier jaar jongere zus van de Daendelsstraat naar de r.k.school vlak in de buurt van de ijsbaan moest brengen omdat onze school, die in de Mariastraat stond, was gebombardeerd. Naar aanleiding van het boekje van Ronald van Onselen merk ik op dat op blz 91 een foto staat van de noodkerk waar ik ook kwam. Rechts zie je een deur waardoor je bij de bibliotheek kwam. Ik ben een verwoed lezer en ik heb veel tijd doorgebracht in de bibliotheek. In die tijd waren kwartjesboeken zeer gewild. Over de Missa Festiva nog het volgende. De componist Marius Monnikendam heb ik persoonlijk goed gekend. Ik kwam veel bij hem thuis. Hij woonde met zijn gezin in de Adelheidstraat nr. 95. Mijn beste vriend was een zoon van hem. Ook nu heb ik nog contact met de familie. Ik was ook misdienaar maar niet in de parochiekerk maar bij de paters Una Sancta die in een huis woonden op de hoek Daendelsstraat en de Bezuidenhoutseweg.

 

De Heer Jean Smulders

Jean Smulders groeide op in de Jan van Riebeekstraat van het Bezuidenhout (nu Babylon). Voor de tweede wereldoorlog was het een levendige kleurrijke buurt, met veel ambachtelijke bedrijfjes en winkels. Onder andere wagenmakers, smederijen, wasserijen, een broodfabriekje en de melkzaak van de Sierkan en het Roomhuis. Niet te vergeten de balletschool van Henny van Iersel. Er gebeurde altijd wel wat. In de Jan van Riebeekstraat was het atelier gevestigd van Willem van Konijnenburg, die schilderlessen gaf aan Koningin Wilhelmina (Onlangs was in het Paleis ’t Loo een tentoonstelling van het oeuvre van de toenmalige Koningin te zien). Zij kwam af en toe per koets naar het atelier. Een sensatie voor de kinderen. De Koningin zomaar bij hen in de straat. Er woonden meer kunstenaars in de buurt. De heer Jacobs die de grote bioscoopreclames schilderde, zette vaak zijn meterslange doeken voor de deur. Zij waren bestemd voor de gevels van de bioscopen, zoals de Passage, Rex en Odeon. Verder meneer Francois, die costums maakte voor de opera. En ook musici zoals Vincent Monnikendam. Op de hoek van de Schenkweg was het familiebedrijf van de familie de Kok, een rijwielzaak, een bakker en een slager gevestigd. De melkzaak bestond al lang. Opoe De Kok vertelde vaak dat Vincent van Gogh bij haar eitjes wilde ruilen voor een tekening. Die eitjes kreeg hij, de tekening mocht hij houden. Dat vond zij maar niets! Er waren ook veel slagerijen onder andere Verwey, Hulzebosch en Scholtens. De firma Piet van der Touw bracht er een paar keer per week vlees. Dit gebeurde met paard en wagen. De wagenvoerder en zijn knecht hadden witte jassen met een soort zuidwester over hun hoofd omdat de geslachte koeien over de schouder aan de vleeshaken in de winkel werden gehangen. Het waren grote sterke trekpaarden. Ik ruik nog de paardenvijgen die achter bleven en waar wij soms elkaar mee bekogelden. Slager Hulzebosch op de Schenkweg had de eerste automatiek in de buurt. Kroket een dubbeltje, appelbol een kwartje. Soms deden wij een afgehapte kroket terug in de automaat. En dan de reacties afwachten.

Op de Schenkweg was ook de officiersmess “De hermitage”. Officieren met mooie uniformen, populair bij de meisjes! Met oudjaar werd door de buurt al het oude huisraad op de rails gelegd van de Blauwe tram de Budapester. Deze tram werd bestuurd door “Wilde Bil”. Tijdens de laatste rit op oud jaar reed hij over al de rommel heen, met een glas jenever in de hand. Gelukkig nieuwjaar jongens! Een belangrijke pleisterplaats in de buurt was het café van de heer Van Pelt op de Schenkweg. Er was altijd wat te doen. Aan een grote leestafel met groene lampen erboven werd de krant gelezen, gebiljart en gekaart. De brouwer bracht de fusten bier ook met paard en wagen. De grote “Belse knollen” deden tijdens het wachten wijdbeens een plas, waardoor de straat blank kwam te staan en een apart odeur kreeg.

Aan de andere kant van de Schenkweg bij het viaduct was koffiehuis “de Overweg” in de volksmond Nova Zembla genoemd. Vanwege het lange wachten bij de gesloten spoorbomen en dat was vooral in de winter geen pretje. De treinen van het station Staatsspoor rangeerden hier. Bertus Looser was een van de vaste rangeerders De jongens uit de buurt mochten wel eens met hem mee op de rangeerlocomotief  “De Sik”. Je mocht niet gezien worden, want dat was streng verboden.

 

De Heer Herman Wiekenkamp

Herman Wiekenkamp en zijn persoonlijke impressie. Hemelvaartsdag begon regenachtig, maar ik had me bij Verwijs in De Passage “De jaren 50 / 60” van Ronald van Onselen aangeschaft en verdween onmiddellijk bij het lezen naar de tweede helft van de vorige eeuw.

Ik ben geboren in de Tweede De Carpentierstraat. Beneden ons woonde mevrouw Bolten met haar moeder en zus en zij was de kosteres bij de Vrijzinnige kerk op de hoek van de straat en aan de rand van ‘t Puin.

De Nederlands Hervormde Wilhelminakerk was weggebombardeerd en zondagsavonds mochten “wij” de oude synagoge gebruiken. Mijn vader was diaken en ik mocht soms mee. Tijdens die eeuwigdurende dienst keek ik naar de oude gordijnen die er nog hingen en ik stelde mij baardige bewegende schimmen voor die geen rust meer hadden, omdat ze in concentratiekampen waren vermoord. Wanneer de kerk was afgelopen, was ik erg blij met mijn grote sterke vader die bij de rijkspolitie was. Het dan duistere Puin was immens groot en een totaal onbewoonbare vlakte.

Wanneer de zon was opgekomen, durfde ik wel: het trok me dan zelfs aan, want ik fantaseerde over de jachtvelden van Uncas, de Laatste der Mohicanen of het Zuidafrikaanse bosveld van Pieter Marits. Overal slingerden de fiets- en steppaadjes over de lage kelderranden naar de groenteboer, naar de tram- en bushaltes op “De Laan”. Als ik dan na het avondeten (dat altijd stipt om zes uur aanving) vanuit onze kerker tweehoog uitkeek richting Puin, voelde ik mij weer leven op de grens van de beschaving ….. voelde ik mij een pionier als Davey Crockett.

Ik had meer vriendjes in de Van Imhoffstraat en we trokken tezamen op tegen de jongens uit de Ternootstraat tijdens onze woensdagmiddagavonturen. Vele veldslagen werden beleefd op de kale puinvlakten en ook in de verwilderde tuinen van bijvoorbeeld de Jacob Mosselstraat. Doordat aan de randen al flats werden gebouwd, alsmede een nieuwe Wilhelminakerk, kregen wij clandestien de beschikking over de smalle pvc-buizen waarmee je de zelfgedraaide krantenpapierpijltjes naar je tegenstanders blies. Ook leerden wij behoorlijk schermen met zwaarden van “geleend afvalbouwhout”. Dat alles werd nog meer gevoed, toen Du Midi werd gesticht. We zagen daar “Spartacus” en “The Bridge on the River Kwai” en dat gaf je fantasie geweldige impulsen. De eigenaar was een orthodoxe jood en een vriendje van mij kreeg er voor betaald om op sabbattijden al het licht en apparatuur aan en uit te doen, want dat mocht niet van het geloof. De eigenaar was wel aanwezig, want hij had een zithoek in zijn kantoortje staan en hij was dus niet aan het werk, maar in zijn tweede woning.

Ik heb het boek in één ruk uitgelezen en hoorde de melkstraal lopen in het maatkannetje van de melkboer. Ik hoorde de krakende treden die kreunden onder het gewicht van de kolenmannen die de zakken leegden in het kolenhok op ons balkon. Bus 23 reed ook door onze straat toen aan “De Laan” werd gewerkt en die was toen tijdelijk éénrichtingsverkeer, wat voor de fietsers heel lastig was, omdat je nog niet tegen het verkeer in mocht fietsen. Wanneer de bus passeerde rammelden de kopjes in en op het buffet. Ik reed dan maar op de stoep, maar … oei …wat was dat een illegale daad.

Ik hoorde de oude visboer Van der Kraats weer vertellen dat vroeger de lekkerste haring toch uit de Zuiderzee kwam, terwijl ik mijn ogen niet van de tato’s op zijn arm en de gouden tanden in zijn mond kon afhouden.

Ik voelde me weer op mijn step op verkenning gaan tussen de volkstuintjes achter de Schenkkade en de IJsclubweg, zeg maar weggetje. Ik zag plots vlak langs de spoorrails nog een soort verkeersbord half scheef gezakt staan met de tekst: “HALT, hier wird geschossen” – of zoiets. De eerste maal durfde ik er niet langs. Dat kwam door het avontuur van Kapitein Rob op de Bosplaat, waarbij Duitsers nog onder de grond in een geheime bunker bleken te zitten. Je kon nooit weten of !

Ik ben kort op school geweest in de Van der Parrastraat, maar omdat ik tbc had gehad moest ik naar De Eerste Nederlandse Buitenschool in de duinen bij Scheveningen. Elke dag met bus L, of was het al 23? Later ging ik naar de Van Hoogstraten Mulo aan de Spaarwaterstraat en daarna naar het lyceum Zandvliet toen het nog net in de oude villa gevestigd was. Wat ik leuk vond was de kleurenfoto in uw boekwerk van de mooie panden die gesloopt zijn voor de bouw van de SER. Misschien hadden ze een tiental jaren later de gevels wel laten staan.

 

 

Wim van der Heijden en Vera van der Heijden-Gerritsen

Het laatste huis

In 1950 zijn mijn ouders, en dus ik (Wim) en mijn zus Mieke ook, van Voorburg naar Den Haag verhuisd. Naar de 2e Louise de Colignystraat 18 in het Bezuidenhout om precies te zijn. Dit was het laatste huis in de straat als je vanaf de Laan van Nieuw Oost Indië komt. Het laatste huis omdat alles ernaast in de oorlog was gebombardeerd. Naast ons was zo op het eerste gezicht een grote vlakte. Er stond geen huis meer, alleen het standbeeld van Juliana van Stolberg op het voormalige Louise de Colignyplein stond als een eenzaam monument net om de hoek. Maar als je beter keek dan zag je de restanten van de huizen die er gestaan hadden, de funderingen en de kelders die niet geruimd waren.

Deze herinnering gaat dus niet over hoe het was vóór de oorlog of over de verschrikkingen tijdens de oorlog maar over het leven erna.

Voor ons kinderen werd dit gebied “het puin” genoemd. Je kon er heerlijk spelen al zou ik mijn kleinkinderen er nooit toestemming voor geven. Als het geregend had stonden al die kelders onder water en waren er alleen de randen van de muren over, als het wat langer droog was had je ook die randen maar de keldervloer was wel twee meter lager en dan kon je er hier en daar in afdalen. We speelden tikkertje op die muren van twee meter hoog en zeg 40 centimeter breed! Van sommige huizen was ook de vloer van de begane grond nog in tact zodat je echt in de kelder kon gaan en je helemaal verstoppen. Spannend allemaal, je kon er eindeloos spelen en vele avonturen beleven.

Op nummer 18 was een sigarenwinkel gevestigd, die van mijn ouders dus: Jacques en Bets van der Heijden-Koot.

2e Louise de Colignystraat 18 Sigarenwinkel Jacques en Bets van der Heijden-Koot 1950  Trots voor hun nieuwe winkel, mijn ouders, mijn zusje Mieke en ikzelf (links) (met dank aan Wim van der Heijden 2018)
2e Louise de Colignystraat 18 Sigarenwinkel Jacques en Bets van der Heijden-Koot 1960   (met dank aan Wim van der Heijden 2018)

Het was een klassieke sigarenwinkel met bruinhouten betimmering. Zo’n sigarenwinkel, het is nu bijna ondenkbaar, was een belangrijk sociaal punt. De hele buurt kwam er en hier werden ook de laatste nieuwtjes en roddels uitgewisseld. Sigarenwinkels in die tijd waren open van 7 uur in de ochtend tot 7 uur in de avond. In de ochtendspits kwamen er veel mensen langs die even snel wat te roken en een krant kochten. De Louise de Colignystraat was in die tijd een belangrijke verkeersverbinding tussen Voorburg en het centrum van Den Haag. Toen was het nog mogelijk om op de Laan van Nieuw Oost Indië van Voorburg afkomend linksaf te slaan onze straat in. Het waren vooral fietsers op weg naar hun werk in het centrum. Later op de dag kwamen de buurtbewoners en vooral die mensen maakten een praatje. En daarna, het liefst onder het avondeten, wat speciale gasten die nodig het laatste nieuws moesten melden en ieder dag terugkwamen voor het kopen van ….. één sigaar (die werden toen ook nog los verkocht). En zet het maar op de rekening die aan het eind van de maand werd betaald. Sommige klanten liepen rechtstreeks door naar de woonkamer die achter de winkel was.

Colignystraat 18 Sigarenwinkel van der Heijden

 

Colignystraat 18 Sigarenwinkel van der Heijden 21 juli 1954  (met dank aan Wim van der Heijden 2018)

De 2e Louise de Colignystraat, zegmaar tussen het van Imhoffplein en waar wij woonden was het meest bedrijvige deel van de hele straat. Achterin de straat, die daar 3e Louise de Colignystraat heet, zat een winkelgalerij maar daar was nooit erg veel actie te bespeuren. Ik laat even de bedrijvigheid van het blok waar wij woonden en de winkels tegenover ons de revue passeren. We woonden in een kort rijtje huizen. Naast ons twee voordeuren van bovenwoningen (nr 20 en 22) dan de kruidenier van Buuren (later een café) op nr 24 en op de hoek met de Jacob Mosselstraat zat een bedrijf in centrale verwarming, elektra en lampen. Tegenover ons, gezien vanaf de Jacob Mosselstraat, op de hoek was er de kruidenier Ruiterman (later de groenteboer vanaf nr 55a), rechts daarvan een wijn- en drankenhandel, dan een stomerij. Hierin is later de kruidenier Ruiterman gekomen zodat die meer ruimte kreeg. Deze is overgegaan in een Spar winkel. Daarnaast zat boekhandel “de Atlas” (nr 61) met wat verder naar rechts bonthandel “De Eland” (nr 59), dan het woonhuis (nr 57) waar freule Six woonde, op 55a een groenteboer die later zoals gezegd naar de hoek met de Jacob Mosselstraat verhuisde. De groenteboer heeft er toen een woonhuis van gemaakt. Op nr 55 was de entree van de bovenwoningen waarop ik tegen het einde nog even terugkom en op de hoek met de Amalia van Solmsstraat (nr 53) was eerst een woonhuis in een winkelpand maar later is hier de viswinkel van Dirk Pronk gekomen, weer later een cafetaria.

Colignystraat tegenover no 18. Er waren nauwelijks auto’s in die tijd zodat er voldoende ruimte was voor de scharensliep. In het huis links met de rolluiken zat de bonthandel “de Eland” 195.  (met dank aan Wim van der Heijden 2018)

In onze achtertuin stond een houten ‘garage’ die in de Jacob Mosselstraat uitkwam. Vanuit de tuin keken we uit op ‘het puin’ en in de Jacob Mosselstraat. Je had een verrekijker nodig om de dichtstbijzijnde huizen aan de overkant van de vlakte te zien waar de melkfabriek ‘Het Roomhuis’ stond.

Colignystraat 18 Achtertuin Op de achtergrond de huizen van de Jacob Mosselstraat. 195..

Op een gegeven moment kwam de wederopbouw. De restanten van de gebombardeerde huizen werden geruimd en het standbeeld van Juliana van Stolberg, werd in 1954 met veel moeite verplaatst naar de Juliana van Stolberglaan. Daarvoor werd het uitgegraven, stalen balken eronder en op bielzen gezet die ingesmeerd werden met vet. Dan werd eraan getrokken en centimeter voor centimeter schoof het hele gevaarte op. In mijn herinnering hebben ze er wel een week over gedaan om het 200 meter te verplaatsen.

En dan komt de nieuwbouw. Naar mijn gevoel is de helft daarvan alweer verdwenen. Aan de Juliana van Stolberglaan komt de nieuwe Wilhelminakerk (1956). Weg! Op de hoek van de Juliana van Stolberglaan en de Prinses Beatrixlaan een gebouw van de PTT met daarin een postkantoor (1963). Weg! En naast ons, ingeklemd tussen de huizen van de Amalia van Solmsstraat en de Jacob Mosselstraat enerzijds en ons huis anderzijds, de Francois Vatelschool (1965). Weg!

,Juliana van Stolberglaan vanaf de Prinses Beatrixlaan. Op de voorgrond het postkantoor meer naar achteren de Wilhelminakerk en in de verte de Christus Triumfatorkerk aan de Laan van Nieuw Oost Indiē 196.  (met dank aan Wim van der Heijden 2018)
Colignystraat 18 Bouw van de Francois Vatelschool vanuit onze achtertuin. Op de achtergrond de huizen van de Jacob Mosselstraat (1965)  (met dank aan Wim van der Heijden 2018)
Louise Henriettestraat De bouw van de straalverbindingstoren van de PTT in 1965. (met dank aan Wim van der Heijden 2018)
Beatrixlaan Bij de bouw van een PTT gebouw naast de toren gaat het helemaal mis met het steigerwerk. 1968 (met dank aan Wim van der Heijden)
Amalia van Solmsstraat Uitzicht vanaf het balkon van ons huis aan de 2e Louise de Colignystraat 55. Van links naar rechts: de Sint Liduina meisjesschool, het klooster aan de Koningin Sophiestraat, de Sint Liduinakerk aan de Schenkkade en met het gebogen dak de Sint Bavoschool aan de Koningin Sophiestraat. Het terrein ertussen, behorend bij ‘het puin’, wordt nu, in 1970, bebouwd.  (met dank aan Wim van der Heijden 2018)

Ik bezocht tussen 1950 en 1956 de Sint Bavoschool, de lagere school voor jongens in de Koningin Sophiestraat die onder de Katholieke Sint Liduinakerk aan de Schenkkade viel. Mijn zus was (uiteraard) op de Sint Liduina meisjesschool in de Amalia van Solmsstraat.

Van de dingen die me bijstaan is dat ik de laatste twee jaren verkeersbrigadier was. Zo ver ik weet waren er twee locaties in het Bezuidenhout: de eerste, en oudste, was op het kruispunt van de Laan van Nieuw Oost Indiē en de Schenkkade. Hier stond ook een agent met een ‘stopbord’ het verkeer te regelen. Bij de tweede, later gekomen, deed ikzelf dienst. Deze  was op de Schenkkade ter hoogte van het VUC veld. Hier staken de kinderen over die vanuit Voorburg de twee genoemde scholen bezochten. Deze was véééél belangrijker in de ogen van 11-12 jarigen want hierbij stond geen agent en je moest het helemaal zelf doen! Eens per jaar werden alle verkeersbrigadiertjes opgehaald voor een feest in de Houtrusthallen. Naar mijn gevoel waren er wel duizend!

De Laan van Nieuw Oost Indiē vormde, door het toen al drukke verkeer, een grens tussen twee werelden. Wij hadden nauwelijks contact, of speelden als kind, met degenen die aan de overkant woonden. Maar ik kreeg in 1964 verkering met Vera, nu mijn vrouw en die woonde aan de andere kant, in de Sibergstraat. Hier volgt haar verhaal als Bezuidenhoutster.

Ik ben geboren in de Stevinstraat in Scheveningen maar het was oorlog en we moesten daar al snel weg. Mijn ouders liepen toen (1943) met mij als baby in de kinderwagen naar het Bezuidenhout waar ze in de Sibergstraat 50 een benedenwoning konden huren. Dat was vlak naast de ‘Koffietent’ tegenover de van Reesstraat. Ik denk dat die koffietent na de oorlog een belangrijk sociaal ontmoetingspunt werd voor de  handel die zich op straat afspeelde. In de straat, voor onze deur, stonden vaak hele rijen voertuigen, vooral paard en wagens, handkarren en bakfietsen. De schillenboer kwam met paard en wagen, de melkboer en ‘Japie’, een heel karakteristiek figuur, die telkens wat anders verkocht, vooral groente en fruit. De lorrenboer kwam met de bakfiets en die hoorde je al van verre aankomen: ‘lorren, ouwe rommel’. Bij al die mensen hoorden allerlei specifieke geluiden die ik me nog erg goed herinner. Als ik ziek was, en dus niet naar school hoefde, lag ik daar in bed (mijn slaapkamer lag aan de straatkant vlak naast de koffietent) naar al die geluiden te luisteren. En die koffietent: als het kennelijk goed ging met de handel dan denk ik dat daar soms wel wat heel sterke koffie geschonken werd als je het vrolijke geluid hoorde als de bezoekers vertrokken.

Begin 1968 zijn wij getrouwd en het vinden van woonruimte was toen een probleem. Een klant van Wim’s ouders die recht tegenover ons woonde op nummer 55 van de 2e Louise de Colignystraat, dit nummer is al eerder genoemd, bood ons een vrije etage aan. Hier hebben wij met plezier nog drie jaar gewoond voor wij het Bezuidenhout in 1971 verlieten om het in te ruilen voor het steriele Zoetermeer. Weer drie jaar later zijn we in Gouda terechtgekomen waar we nog steeds met plezier wonen.

De sigarenwinkel is in 1974 gesloten en tot woonhuis omgebouwd.

 

Bonnie Spaans-Barkmeijer 

Een verdwenen pleintje in Den Haag

Stolberglaan IJsclubweg 5 okt 1989

Vanuit een raam van mijn ouderlijk huis aan het begin van de IJsclubweg keken we uit op een pleintje met een drietal kastanjebomen. In 1989 werd er een kunstwerk op geplaatst. De maker ervan, Frank Heerema, wilde met drie gevouwen cirkels de bewegingen van de verkeersstromen rondom dit pleintje accentueren (uit de Schenkkade, Juliana van Stolberglaan, van Heutszstraat en de IJsclubweg). In mijn kinderjaren – de jaren 50 – stelde het verkeer rond dit pleintje nog niet veel voor en kon je er heerlijk spelen, dat is nu wel anders. In ons stukje IJsclubweg bezat toen nog slechts één bewoner een auto.

Aan de andere kant van het pleintje waren er twee winkels. Aan de kant van de Schenkkade, net om een bocht, was de sigarenwinkel van Havenaar. Roken was toen nog een volop geaccepteerde gewoonte, men haalde zelfs extra sigaren en sigaretten in huis voor de visite. Er viel een goede boterham te verdienen met uitsluitend tabakswaren (en misschien wat ansichtkaarten); er was in die jaren een scherpe scheiding tussen wat in elke branche verkocht mocht worden. Op gegeven moment werd er een sigarettenautomaat aan de gevel gehangen, een noviteit waarmee de winkelsluitingswet omzeild kon worden (daarover straks meer). Af en toe mocht ik daar een stenen pijpje van een dubbeltje kopen waarmee we gingen bellenblazen of soms een bosje pijpenragers (ijzerdraad met chenille erom) om mee te knutselen. We waren gek op lege sigarettenpakjes, waar we een kaartspel van maakten; heel populair in die jaren. Het moesten wel stevige kartonnen verpakkingen zijn zoals Golden Fiction of Miss Blanche. Verder was het leuk om sigarenbandjes te verzamelen.

Naast de winkel een portiek (met bovenwoningen die uitkeken op het pleintje maar de nummering hadden van de Schenkkade). Er stond daar ook een grote gietijzeren brievenbus met twee openingen: bovenin voor brieven, onder drukwerk.

Ansichtkaarten met alleen de naamsvermelding van de afzender (zonder verdere tekst dus) kon je verzenden als drukwerk met een postzegel van 2 cent. Die brievenbus werd meerdere malen per dag geleegd. De post werd in die tijd tweemaal per dag aan huis bezorgd, een ochtend én een middagsbestelling. Kom daar nou nog eens om!

Die brievenbus is in de loop der jaren natuurlijk enkele malen vervangen door modernere exemplaren, maar sinds de recente vermindering van het aantal brievenbussen door Post.nl hangt er helemaal geen brievenbus meer.

Net als de Schenkkade eindigde de Juliana van Stolberglaan ook in een bocht met een winkelpand tegenover ons huis. Daar was de kruidenierswinkel van Haadsma gevestigd, oftewel De Friese Boterhandel, zoals in zwierige letters op de winkelruit was vermeld. Mevrouw Haadsma verzorgde de winkel, mijnheer had tevens een melkwijk. Gekleed in een kort kruideniersjasje bezorgde hij met een grote rieten mand aan zijn arm melkproducten en bestelde kruidenierswaren aan huis. Alles werd opgeschreven in het boodschappenboekje aan de hand waarvan op gezette tijden de rekening werd voldaan.

Ingevolge de winkelsluitingswet moesten de winkels stipt om 18.00 uur sluiten. Als er 2 minuten later nog een klant geholpen werd kon de winkelier op een bekeuring rekenen. Ook was er de verplichte halve dag sluiting, dat was per branche geregeld. De meeste winkels waren dicht op woensdagmiddag; slagers geloof ik op een andere dag. Ook de maandagochtend kwam wel voor. Alles was dus keurig geregeld en de huisvrouw wist precies waar ze aan toe was.

Uiteraard waren de winkels toen ook op zon- en feestdagen gesloten. Een uitzondering werd gemaakt voor Tweede Pinksterdag. Omdat de huishoudens het toen nog zonder koelkast moesten doen en melk met warm weer snel zuur werd, mocht melkboeren op Tweede Pinksterdag een uurtje open zijn.

Mocht iemand foto’s hebben van een van deze winkels dan houd ik me gaarne aanbevolen.

Na de zeer recente langdurige opbrekingen van Stolberglaan en IJsclubweg in 2018, onder meer ter vernieuwing van de riolering, hebben de wegen een nieuw profiel gekregen. Aan weerskanten zijn fietspaden aangelegd. Het vertrouwde ronde pleintje blijkt te zijn verdwenen en is vervangen door twee vluchtheuveltjes. Het kunstwerk heeft een plaatsje gevonden op een stukje trottoir tussen IJsclubweg en Van Heutszstraat.

De wegen er omheen waren in de loop van de jaren wel vaker aangepast aan het toenemende verkeer, maar het ronde pleintje heeft zich vanaf ongeveer 1930, toen de omgeving daar werd aangelegd, steeds in ongewijzigde vorm weten te handhaven. Het was maar een simpel pleintje, maar het heeft wel meer dan 85 jaar het straatbeeld bepaald in dat buurtje aan de rand van het Bezuidenhout.

error:

Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd

U kunt geen content kopiëren, downloaden of printen