Verhalen over na de oorlog

Haagsche Courant, 18 januari 2002: Terug in Den Haag
door: Hans Meijer
Vlak na de oorlog verhuisden wij van Zwolle terug naar de stad waar ik in 1940 was geboren. Ik groeide op in de Van Heutszstraat in het Bezuidenhout. Aan die straat lag ter hoogte van de Loudonstraat een met een groot hek omheind speeltuincomplex met sportvelden, dat tot aan de Carel Reinierszkade liep. Links en rechts ervan lagen scholen: een lagere openbare school, een katholieke school en û aan de andere kant û een christelijke school. De speeltuin werd in die jaren beheerd door mijnheer Maalderink die op de hoek van de Van Heutszstraat en de Loudonstraat woonde. De speeltuin ging om half twee of om half vier open. Groepen kinderen drongen bij het hek als mijnheer Malderink het opendeed.
Hij koos altijd een paar kinderen uit om hem te helpen met het buitenzetten van het speelmateriaal voor kastiën, korfbal en softbal. Zwermen kinderen stortten zich op de schommels en wippen; je moest wel erg hard kunnen lopen om er op tijd bij te zijn. De sportvelden van het complex werden in de ochtend vaak door de omliggende scholen voor buitengymnastiek gebruikt. Later moest die leuke speeltuin helaas wijken voor de stadsuitbreiding, omdat de tramrails van lijn 6 û die als eindpunt het Stuyvesantplein had û toen verder naar Mariahoeve werden doorgetrokken.
In die tijd waren er ook nog buurtwinkels. Op de hoek van de Van Reesstraat had je groenteboer Van den Akker en op de hoek van de Roosenboomstraat was kruidenier Van Alsum, waar we als kind voor een paar centen of een stuiver snoep of kauwgum kochten. Banketbakker Annegarn maakte æs zomers echt banketbakkersijs, dat door een loket in een raam naast de winkeldeur werd verkocht. In de Altingstraat bij het Stuyvesantplein was een rijwielhandel die op woensdagmiddag fietsen en steppen in alle maten verhuurde. Je moest er al ver voor de tijd dat de deur openging zijn, anders greep je ernaast, want er was altijd veel belangstelling. Als ik er nu aan terugdenk, hebben we als kind heel wat tijd met wachten doorgebracht.

Haagsche Courant, 7 juni 2002: Bezuidenhout
door: Carla Soutendijk-van Zoest | Rijswijk
Ik ben geboren in 1943 in Den Haag en heb daar gewoond tot 1966. Ik heb daar hele fijne herinneringen aan overgehouden. Mijn vader had een kleine groentezaak met comestibles op de hoek van de Corn. Speelmanstraat en de Daendelsstraat. Het was een rustige buurt met statige herenhuizen en ook een aantal pensions. Er woonden daar ook nog wat oud-artiesten.
Doordat de huizen gebombardeerd waren was er voor ons veel speelterrein wat wij ‘de puin’ noemden. Nu besef je pas hoe gezellig buurtwinkels waren wat heel goed was voor het sociale kontakt. Wat was je blij als je met een zinken dubbeltje een puntzak salmiakdrop bij de oude drogisterij van De Leur kon kopen. De drogist was een voor mij toen oude gezette man met korte stofjas. Verderop aan de Schenkweg zat apotheek Hofman waar de poeders verpakt werden in gevouwen papiertjes. Ook ligt mij nog vast in het geheugen dat er op het terrein van het Staatsspoor een walvis tentoongesteld was. Dat was een heel evenement.
Langs de Schenkweg reed de Blauwe Tram. Het was een luxe om daarmee naar het Scheveningse strand te gaan. Diep nadenkend komen de buurtwinkels weer naar boven. Zoals de fietsenmaker Olivier in onze straat. Een paar deuren verder de electriciteitswinkel van Kabos. Menigmaal ging ik er heen voor een gloeilamp. Geduld moest je wel hebben want er moest altijd iemand van boven komen om je te helpen. Op de hoek van de Fr. Valentijnstraat zat Guit de sigarenwinkel waar ik regelmatig een pakje halfzware shag (Javaanse Jongens) met Mascotte vloeitjes voor mijn vader moest halen. Op de Schenkweg zat slager Scholten. Binnenkomend stapte je op een stenen vloer met zaagsel en het geluid van uitbenen hoorde toen kennelijk bij een slagerij.
In de 1e Van den Boschstraat was de ijzerwarenzaak van Gieben waar je springtouw aan de meter kon kopen. En verderop richting Charlotte de Bourbonstraat zat ijssalon ‘Summum’ die zelfgemaakte chocolade ijslolly’s verkocht. Op woensdagmiddag ging ik met mijn ouders naar de stad en sloten wij aan in de lange rij voor een grote puntzak patat bij de ‘gouden tand’ op de Grote Markt. Het was ook de lekkerste patat van Den Haag. Ook een bezoek aan de bioscoop de Cineac was geweldig. Bij de films van Stan Laurel en Oliver Hardy en van het Koninklijk bezoek aan de Antillen stond er een rij voor de kassa van hier tot ginder. Met spanning stond je te wachten of er weer mensen door de klapdeuren terugkwamen en onder het stemgeluid van Flip Bloemendaal zocht je een vrije stoel.
Op zaterdagmiddig ging ik met mijn vriendinnetjes zwemmen in het zwembad De Mauritskade. We gingen er lopend heen. Na het zwemmen kochten we bij Paul Kaiser aan de overkant voor een dubbeltje een puddingstukje. Terug naar huis liepen we door de Parkstraat. Mijn vriendinnetjes gingen daar de katholieke kerk in om te biechten. De volgende stop was het haringkarretje in de Rijnstraat waar een kwart van een zure bom gekocht werd. Daar wij klein behuisd waren mocht ik een keer mijn verjaardag vieren bij Heck op het Spui. Mijn vader bracht mij met een paar kinderen en stopte de portier bij de draaideur een gulden in z’n hand en zo werden wij naar binnen geloodst. Er was muziek, we kochten een kop soep en we hadden een fantastische middag.
De schoolvakantie in de zomer was toen al lang. En bij de deur hangen was ook niet alles. Een goede oplossing daarvoor was mee te gaan met de vakantie-bezigheid of wel ‘de groepen’. Verzameld werd er bij de Louise de Colignyschool aan de Van Heutszstraat. En vandaar werd er gelopen in groepen voorzien van stok met nummer naar de Scheveningse bosjes. Daar konden we naar hartelust spelen. Alleen vreselijk was het als je naar de w.c. moest. Dat kon namelijk niet geheel in de vrije natuur. Daarvoor ging je naar een houten hokje waar een balk in gemonteerd was om op te zitten. De penetrante geur die daar hing is niet te beschrijven. Jammer- genoeg bestaat het Bezuidenhout waar ik woonde niet meer.
De straten en huizen zijn verdwenen. Daarvoor in de plaats is nieuwbouw gekomen met dezelfde straatnamen. Een paar jaar geleden is ook de Wilhelminakerk aan de Jul. van Stolberglaan afgebroken. Daar deze kerk voor mij bijna een tweede huis is geweest kon ik het niet nalaten van de afbraak nog wat foto’s te maken en een stukje steen als aandenken mee te nemen. Een foto van mijn ouderlijk huis, afkomstig van het Gemeente-archief, met bovenaan de gevel de woorden ‘HELPT ELKANDER’ hangt nu als herinnering aan de muur. Zo zal het Bezuidenhout altijd blijven leven.

5 november 2006: Spelen met pantservuisten in het puin
door: Leendert van der Hoeven
Ik ben geboren op 13 november 1945. Ik woonde op het charlotte de bourbonplein 7 in het bezuidenhout. Mijn vader had daar zijn drogistrij “In Den Oude Gaper”. Ik woonde daar samen met mijn ouders en de broers Adri, Lex, Andre, Marius, en Jan.
Het puin was onze ultieme speelplek, al was het soms voor onze ouders wel eens om wanhopig te worden als we weer eens wat hadden gedaan wat niet goed was. Een voorbeeld was dat de PTT regelmatig kabels moest leggen of verleggen. Als kind wist je precies waar die kabels lagen en we gingen ook graven nadat de PTT was weggegaan. Het ging mij daarbij om het lood dat om de paar meter om die kabels bevestigd was. Dat brachten we naar de lorreboer Holleman in de Ternootstraat en leverde ons weer een extra zak centje op.
Soms werden we door de politie betrapt en konden we in zo’n zwarte jeep mee naar het bureau Adelheidstraat waarna ’s avonds na zeven uur je dan weer door vader werd opgehaald.
Ik herinner me nog als de dag van gister, dat mijn broer Adri en ik (Lex) twee pantservuisten in het puin hadden gevonden. Het zal in 1949 zijn geweest. Ik weet nog dat het houten handgreep er gemakkelijk afgedraaid kon worden. We namen het mee naar huis en gingen hijskraantje spelen met deze pantservuisten van af het balcon boven de winkel van vader. Vader zag op een gegeven moment dat voor hem direct herkenbare oorlogstuig langs zijn magazijn raam heen en weer bewegen, en nam gelijk zijn maatregelen. De politie werd gebeld en kwam direct langs om dat gevaarlijke spul op te halen.
Dan waren er de traditionele kerst boom jachten. Als kind was het natuurlijk een sport om zo veel mogelijk bomen te verzamelen, en wij konden de verzamelde bomen verstoppen in de tuin achter de winkel van vader, tot het moment dat een of andere “kerstboombende” (zo noemden we dat toen) achter deze schuilplaats kwam en we moesten vernemen dat de ruim 100 kerstbomen gejat waren.
Ook was daar het moment dat de verwoeste Wilhelminakerk herbouwd werd. Allerlei hoogwaardigheidsbekleders waren die middag aanwezig om de eerste spade in de grond te zetten. Wat hadden wij als kind een lol om tegen de aanwezigen te vertellen dat wij als zoontjes van DE Oude Gaper (zo werden wij altijd genoemd in het Bezuidenhout), die dag ervoor al grote kuilen op die plek hadden gegraven. Wij waren apetrots dat wij de eerste spa hadden gestoken voor de nieuw te bouwen Wilhelminakerk.
Inmiddels is die kerk ook alweer tegen de vlakte.
Dan waren daar de jaarlijkse feesten in de Vlietstraat georganiseerd, volgens mij door ene mevrouw Besserik. Verder kwam ik vaak bij de kleinkunstenaar Siem Nieuwenhuis in huis, want hij vertelde altijd dat hij een aapje had. En als kind wilde ik ook wel een aapje hebben. Hij had het mij beloofd, en zeurde ik er iedere week om. Uiteindelijk was hij het ook zat van dat gezeur van mij, en kocht hij voor mij een poppekastpop. Al was het dan wel een aapje, ik was hevig teleurgesteld in dat nepding.
Ook waren daar berichten waar je als kind hevig van onder de indruk raakte, zoals het bericht dat ons over- buurmeisje Sivia de Nocker door de blauwe tram was doodgereden. Of het moment (ik zag het gebeuren) dat de paard en wagen van van Gent en Loos op hol sloegen op de Schenkweg, en de wagen een woonhuis in reed. Ook daarbij viel in mijn beleving een dode.
Ook kan ik mij nog herinneren dat op het spoor bij de Schenkweg over een lengte van enige spoorwagons een enorme walvis werd vervoerd. Ook dat maakte diepe indruk op mij.
De lagere school die ik bezocht was de dr. Kuyperschool in de Scheldestraat. Ik ging meestal met mijn oudste broer lopend naar school. Onderweg was er ook van alles te zien en te beleven, zoals het Schenkviaduct die we altijd bovenlangs langs gingen. Natuurlijk wachten we altijd even totdat de stoomlocomotief langs kwam en die op dat moment een enorme hoeveelheid stoom/rook produceerde. Op dat moment probeerde we te plassen vanachter de reling, in de pijp van de stoomlocomotief, wat niet altijd lukte.
Op school zelf viel in mijn beleving niet zoveel te beleven, we wilden weer zo vlug mogelijk in het puin zijn om ons helemaal uit te leven daar.
Tegenover ons huis stond de melkfabriek ook wel het Roomhuis genoemd, ook daar viel genoeg te beleven voor voor mij. Snoepen van de vanille en de chocoladevla uit de ketels was geen probleem, maar wel als ik weer eens de kraan was vergeten dicht te draaien, dan waren de rapen gaar en kreeg ik weer huisarrest.
In de winter mochten we met onze slee achter de auto van de directeur van het Roomhuis. Hij sleepte dan een tiental sleetjes achter zijn auto over de Charlotte de Bourbonplein, tot groot vermaak van ons allen.
Toen ik een jaar of 10 was zijn we verhuist naar de Jacob Mosselstraat 78 in het Bezuidenhout. Ook daar weer nieuwe uitdagingen, al bleef de puin wel trekken.
Ik zou nog veel belevenissen kunnen vertellen, maar nu stop ik toch maar even.
Mochten er mensen zijn die dit lezen en dingen herkennen, schroom niet en laat wat van je horen.
Mijn email adres is………. Lexenmeta@hotmail.com.
Leendert van der Hoeven

4 maart 2007: Herinneringen aan het oude Bezuidenhout-West
door: Henk Rausch
Tijdens het bombardement woonden mijn ouders, mijn twee zussen en ik in de Volkerakstraat nummer 13.
Bij de Ouwe Gaaper moesten wij wel eens boodschappen doen bijvoorbeeld groenezeep halen. Als je er binnen kwam stond de Gaaper altijd achter een soort stellage en kwam dan ineens te voorschijn en als kind schrok je daar van.
Op de voorgrond rechts op de foto staat het Roomhuis en Den Hollander was daar de Baas. Er is eens een keer iemand in de hoge schoorsteen geklommen die overspannen was. Dat noemde men toen “gek geworden’.
Naast de Gaaper was de bakkerij van Hus. Aan de overkant de Gruijter en de Rotterdamse Bazar daar tegenover de Fietsenmaker Leemburg iets verder de Groentenhal van Jan. Ook was daar de Brood en Banketzaak van Wanders. Er was toen al een strijd tussen de Bakkers. En er stond in de etalage “Brood van Wanders en niets anders’.
Er was een slijterij – van Loenen – en daar moesten wij wel eens een maatje Jenever halen; dat was ongeveer twee borrels. Ook Jan Summum de IJsboer was op de hoek gevestigd.
En dat allemaal in de omtrek van de Gaaper ik meen zelfs dat die Gaaper is komen te hangen op de Riviervismarkt bij een andere Drogist.

2005: Het was een mooie tijd, vooral omdat iedereen vriendelijk met elkaar om ging
door: Harrie van Brederode | Brabant
Heel toevallig kwam ik via Google op jullie site terecht. Onwijs leuk moet ik zeggen. Alles uit mijn jeugd kwam weer naar boven. Ik ben n.l. geboren in de Joh. Camphuijsstraat 105 op 16 maart 1955. Onder ons was een groentezaak van Troost welke later door Nico Custer over is genomen. Ik heb daar 21 jaar met mijn ouders gewoont en veel lol gehad. Mijn lagere school heb ik op de van Heutzschool doorlopen. Het hoofd was de heer Verhoeven, welke we Voefie Pulk noemde omdat hij tijdens de les steeds in zijn neus zat te peuteren en de inhoud dan de klas in schoot.
Het was een mooie tijd, vooral omdat iedereen vriendelijk met elkaar om ging. Tegenwoordig is dat wel anders. Ik had veel vrienden in de straat er werd dus veel gevoetbald. Kruidenier Oostdam op de hoek was hier niet zo blij mee. Zijn garagedeuren werden dagelijks al doel gebruikt wat gegeven moment dan ook wel te zien was. Ook in het hofje op de andere hoek van de straat deden we ons best, vooral in de winter als er sneeuw lag. We gingen dan naar de gemeentereiniging in de Joh.Maetsuyckerstraat om pekel te halen welke we in het hofje uitstrooiden zodat de ouwetjes veilig hun huis konden verlaten. We werden daarvoor aan alle kanten beloont met allerhande koekjes en snoep.
Ook sigarenboer van Kruiningen op de hoek van de Willem van Outhoornstraat en de Joh.Camphuijsstraat was ons wel eens zat. Zijn kauwgomballenautomaat moest het vaak ontgelden. Bloedlink was ie als hij zag dat de hele automaat weer leeggerooft was. Het mooiste was dat zijn zoon Hans van Kruiningen zelf aan het feest deelnam. Ook met de kerst en met oud en nieuw was het lachen. Met een man of 20 gingen we dan op kerstbomenjacht. Van Bloemenshop Meloen in de Theresiastraat schuin tegenover Praalder kregen we de bomen welke niet verkocht waren. Zo kwamen we dan aan een aantal van zo’n 350 bomen welke we met hand en tand moesten verdedigen tegen de kerstbomenjagers uit de Ternootstraat en omgeving. Op het braakliggende veldje van toen (tegenover toendertijd de Spar) werd alles dan op 31 december verbrand. Mooie tijd was dat.
Na 21 jaar de buurt onveilig te hebben gemaakt gingen we verhuizen. Het eerste wat ik erg ging missen was de haringtent van Rog op het Stuivesantplein waar ik bijna dagelijks kwam voor een patatje pinda, waardoor mijn moeder zich telkens maar af bleef vragen hoe ik aan die dikke kop kwam terwijl ik thuis haast niets at. Ze is nu 81 jaar en weet het nog steeds niet.
Ik woon nu al jaren in Brabant waar ik het ook naar mijn zin heb hoor, maar nu ik jullie site heb ontdekt, gaat het toch wel weer erg bij me kriebelen als ik al die foto’s zie en de verhalen van andere vroegere bewoners lees. Een prachtige site.
Ik moest gewoon even reageren, maar kan wel een boek schrijven.
Met vriendelijke groeten,
Harrie, of Rode Kool. Dit was mijn bijnaam omdat het op ons portiek altijd naar rode kool rook. Kwam waarschijnlijk door de groenteboer onder ons.

Het leven na de oorlog rond het Stuyvesantplein
door: Dick den Haan.
Op mijn vijfde, kort voor mijn zesde jaar, verhuisden wij van de Breukelensestraat naar de Stuyvesantstraat en wel op no. 152. Wij schrijven hier het jaar 1948. In die tijd speelden wij nog veel op straat en was er nog een tramhalte op het Stuyvesantplein. Ik kan me nog herinneren dat er films afgespeeld werden op een doek wat bevestigd was aan en portiek op het plein. Het verzamelen van kerstbomen voor het nieuwjaarsfikkie was een jaarlijks terugkerende happening, vooral het verdedigen van de voorraad die we hadden gemaakt, was ons grootste probleem. Soms op de daken maar ook op het balkon van de groentewinkel van Troost. Bij Troost lag soms de winkel vol met sinaasappels, dat was dan voor een paar dagen en dan konden we de rest van het jaar geen sinaasappels meer eten. Ik zat op de van Heutzschool waar naar ik jaren later pas ontdekte de vader van Paul Verhoeven het hoofd van was. We voerden daar het laatste schooljaar een operette op waarbij juffrouw Nobel als regiseusse het hele jaar aan de school verbonden was. Goudhaartje heette de operette.
Spelen in het puin was voor ons een steeds weer terugkerende bezigheid. We groeven de fundamenten van de gebombardeerde gangen uit en bedekten ze met oude balken en grasplaggen, zodat we onze eigen hutten hadden, waar we, hoe kan het ook anders, oorlogje speelden. In de tot kleine vijvers geworden bomtrechters vonden wij ons eerste kikkerdril. Op het kasteel Huis ten Bosch speelden we nog gewoon op de trappen.
Zondags kwam de ijswagen met hulpmotor door de straat en en kregen we soms een dubbeldikke. Er liep geregeld een man door de straat met een forse stem en omhangen met hoedendozen in alle maten. De vooruitstrevende ´lorreboer´gaf je een ballon als je vodden naar hem bracht. We kochten nog een kan petroleum voor ons stelletje waar de runderlapjes nog op gesudderd werden. Ooit werd ons granieten keukenblad vernieuwd door een echte Italiaan.
Op school kwam de zoon van van onze juf pas terug van de politionele acties in uniform over zijn ervaringen in de voormalige kolonie vertellen. Hij had een groot blik pinda´s mee genomen waaruit hij ons uitdeelde. Juffrouw Kagie heette zijn moeder en ik hield veel van haar.
Ik zou nog wel door kunnen gaan maar voorlopig is dit wel genoeg voor een eventueel begin.

Herrinneringen aan de Charlotte de Bourbonstraat
door: Harry Beauvois
Zelf ben ik in Den Haag geboren en nog steeds als ik in Den Haag ben, voel ik mij daar alsof ik thuis ben. Ik heb gespeeld op de ruïnes van het Bezuidenhout. Een plek, die per ongeluk door de Engelsen werd gebombardeerd. Ja, bommen blijven in mijn leven een rol spelen. Tot mijn vierde jaar woonde ik pal achter het Centraal Station van Den Haag. Om precies te zijn op het Charlotte de Bourbonplein boven de winkel van De Gruyter. Er was ook nog een Charlotte de Bourbonstraat, die uitkwam bij het Schenkviaduct. Op het plein was een melkfabriek van Van Grieken. Dat is allemaal verdwenen. Toen ik een keer wilde kijken hoe het daar was, kon ik niet eens meer vinden waar ik gewoond had. Het was, toen ik klein was, heel simpel. De straat kwam uit bij het viaduct en als je geluk had, dat kon je doorrijden. Meestal moest je wachten. Als ik met mijn vader mee ging op de fiets, dan moesten wij vaak wachten tot de locomotieven ons vrij baan gaven. Ik vond het prachtig zoals die locomotieven heen en weer moesten manoeuvreren. Nu heb ik als opa treinen als hobby. Zou het er iets mee te maken hebben?

Een jeugd op de puinhopen van de oorlog
door: Henk van der Meijden (bekend gossip-journalist)
Henk van der Meijden groeide op in Den Haag, als oudste van twee kinderen. Zijn vader was slager, zijn moeder werkte bij de Bouwmeesterrevue. Een jeugd op de puinhopen van de oorlog. Onlangs moest hij er weer aan denken, bij het zien van de beelden van de verwoeste Twin Towers. ‘Na het bombardement op het Bezuidenhout waren de ruïnes onze speeltuin. Heel spannend: kogels zoeken, en granaatscherven.’ Soms mocht-ie met zijn ouders naar de bioscoop. Zag-ie als jongen opeens de huiskamers in Amerika, met glimmende ijskasten en broodroosters..’Ik was getroffen door het contrast met die grauwe puinhopen waar ik zelf in leefde.’ Een dromerige jongen met rood haar die zijn debuut maakte in de kerkbode van dominee De Wilde. Natuurlijk werd-ie soms gepest, ‘zoals alle jongens met rood haar’. ‘Ik denk dat ik daardoor voor de rest van mijn leven gehard ben.

Als kind was het fijn spelen in deze buurt
door: Wim Mecksenaar
Laat ik me even voorstellen, ik ben Wim Mecksenaar en heb vanaf mijn geboortejaar 1945 tot en met ongeveer mijn 26e jaar in het Bezuidenhout gewoond. Mijn ouders, woonden van voor de oorlog in de Charlotte de Bourbonstraat en hebben het bombardement in het Bezuidenhout meegemaakt. Gelukkig woonden zij in het gedeelte bij het Schenk-viaduct, anders had ik dit bericht nooit geschreven.
Vaak heb ik het verhaal van mijn moeder gehoord dat haar vader (mijn opa) in de chaos naar zijn dochter liep te zoeken en dacht dat hij zijn dochter en schoonzoon had verloren in het bombardement. Groot was zijn geluk toen hij hoorde dat ze nog leefden. Zij waren gevlucht, met een handkar en alle spullen erop, naar een veiliger gedeelte in Den Haag.
Zelf ben ik opgegroeid in het Bezuidenhout, van na de oorlog. Als kind was het fijn spelen in deze buurt. De mensen kenden elkaar allemaal. Er waren nog de groenteboer (groentehal), kruidenier (aan het einde van de week pas afrekenen), melkboer (houten melkkar), kolenboer (kwam een keer per jaar kolen in het kolenhok afleveren), kapper (had Soekarno nog geknipt), schillenboer (als jongen op zijn wagen met paard meerijden), drogist (de gaper), de Gruijter (toen al met zijn kortingsbonnen), de vele cafe’s (met zijn lief en leed), van Gend en Loos (paard en wagen), de clown Siem Nieuwenhuisen (trad op in Scala), de melkfabriek (Charlotte de Bourbonplein), de broodwinkel Hus en de paardeslager, ga zo maar door. Nu ga je naar de supermarkt.

Haagsche Courant, 6 december 2002: Balkbrug/Bezuidenhout
door: Bouk van der Schee | Breda
Dit stukje is tevens bedoeld als een hommage aan Wim Willems vanwege zijn liefdevolle stukjes over mijn geboortedorp Balkbrug, een dorp dat ik nog steeds koester en regelmatig bezoek.
Op 11-jarige leeftijd (1946) verhuisden wij naar het door het bombardement zwaar verminkte Bezuidenhout. Eerst nog even de lagere school aan de Sillestraat (afgebroken) en daarna de Thorbecke-HBS aan de 3e van den Boschstraat; helaas ook al verdwenen. Het onbezorgde kinderleven speelde zich voornamelijk af op straat (voetbal) of in ‘Het Puin’, het speelterrein aan de Carel Reinierszkade waar de bebouwing van het Bezuidenhout ophield. En in het door de oorlog gehavende Haagse Bos. Verder werd je natuurlijk lid van VUC aan de Schenkkade met de legendarische keet en de voor die tijd unieke lichtmasten.
Als 11-jarig jongetje uit Overijssel (met accent!) was de overgang naar de stad knap lastig, maar het is allemaal goed gekomen, hoop ik maar. Een lichte cultuurschok vormde de invasie van Indische Nederlanders midden jaren vijftig, een ervaring die ik overigens voor geen goud had willen missen. Uiteindelijk ben ik met een schone uit Insulinde getrouwd en bewaar ik prachtige herinneringen aan die toen al multiculturele samenleving in Den Haag.

Passage uit een artikel uit Haagsche Courant van 30 augutus 2002
door: Ton Habes | Den Haag
Op zondag was het meestal lopend naar de Charlotte de Bourbonstraat, want daar woonde mijn oma. De hele Hoefkade af en dan op het Schenkviaduct kijken naar de stoomlocomotieven die daar op een draaischijf weer in de rijrichting werden gedraaid en met een waterslurf van nieuw water werden voorzien. Kort geleden was ik daar nog eens en rook als het ware nog de lucht van stoomlocs. Bij mijn oma snelde ik naar het raam als ik de fluit van de Blauwe Tram (had nooit opgeheven mogen worden!) hoorde, want die zag je dan met een noodgang Nova Zembla (bijnaam voor kruising Schenkweg/Schenkkade) passeren hetzij richting Voorburg of Scheveningen.