Haagsche Courant 2 maart 1995: Uit het puin kwam nog een geldkistje
Aan het luchtalarm waren ze inmiddels wel gewend geraakt. Maar op 3 maart 1945 bleef het niet bij een alarm: pal boven hun woonwijk zagen de gezusters Van Stijn de bommenwerpers hangen.
Een roestig geldkistje is alles wat nog over is van hun woning in het Bezuidenhout. Er zit een klomp in van oude munten aan elkaar gesmolten tijdens de brand die op het bombardement volgde. “We bewaren het als een soort curiositeit, glimlacht de 75-jarige mevrouw Agnes van Stijn. Ze laat ook een dun, vormeloos stuk zilver zien. Het zat destijds bij het geld, maar mevrouw Van Stijn heeft geen idee meer wat het is geweest. Alleen de bankbiljetten die zich in hetzelfde kistje bevonden, kan ze niet meer laten zien. Kort na de vondst werden ze ingewisseld; sommige waren verschroeid en geblakerd. “Aan de hand van de nummers konden ze toch nog zien wat voor biljetten het waren geweest”.
Met haar beide zussen Trees en Ton, nu 86 en 87jaar oud, en haar moeder woonde Agnes van Stijn destijds in de Agathastraat, Eigenlijk was dat de Wilhelminastraat maar die naam mocht niet worden gebruikt, omdat ze verwees naar de koninklijke familie. “De meubels vlogen zo naar buiten”, zo herinnert de jongste van de drie gezusters zich het moment van de inslag.” “Ook ons heilig Hartbeeld sloeg naar beneden. Het kwam weer rechtop, op de straat terecht”.
Een ‘zwarte bladzijde in ons leven’ noemt Agnes de dag waarop het doek viel voor het Bezuidenhout. Met haar moeder zat ze thuis. Trees en Ton waren juist op weg naar de Van Hogenhoucklaan en de Van Hoytemastraat. Daar hadden ze een brood- en banketzaak, al viel er niet veel te verkopen. Aan alles heerste grote schaarste en de meeste klanten waren op last van de bezetter vertrokken, aangezien de Duitsers van de buurt een deel van hun verdedigingslinie hadden gemaakt.
Luchtalarm
Ineens gierde op die zaterdag 2 maart het luchtalarm. De beide dames zochten dekking. Pal boven de neogotische kerk van Onze Lieve Vrouw van Goeden Raad aan de Bezuidenhoutseweg zagen ze een vloot van geallieerde vliegtuigen de bommenlast uitstrooien. De grond dreunde, dikke rookwolken vormden zich boven de wijk. Ton besloot haar weg te vervolgen; zus Trees zou zo snel mogelijk zien thuis te komen. Een scherf van een bom trof haar in een been. Ze strompelde verder en zag even later in de 1e Van den Boschstraat een huis waarvan een muur was weggeslagen. Een ledikantje met een huilende baby stond op de eerste etage: “Als ik eraan terugdenk, krijg ik er weer een koude rug van”.
Met haar moeder vluchtte Agnes op dat moment al richting Voorburg. Een kaars was het enige dat ze in alle verwarring bij zich had gestoken. “Bij de Schenkkade zagen we een nonnetje. Ze was helemaal de kluts kwijt. We hebben toen een fiets gestolen met van die houten banden. Nadat we haar erop hadden gezet, liepen we met z’n drieën richting Laan van Nieuw Oost Einde”.
Agnes bracht de nacht bij een familie in Voorburg door. Trees en Ton bleven bij hun broer Joop in de De Heemstraat. Ook hij snelde kort na het bombardement richting Agathastraat. Het was een vergeefse tocht; het huis was weggevaagd, nergens zag hij z’n familie.
Toch kwam hij niet voor niets. De handkar die Joop bij zich had, kon goed worden gebruikt voor het vervoer van de bejaarde bewoonsters van een rusthuis. Voorzichtig legde hij ze naast elkaar op de laadbak. Voor één vrouw was geen ruimte meer en dus werd ze op het zadel gezet. Agnes: “Ondanks alle narigheid heeft mn broer nog gezongen: ‘Ik hem m’n wagen volgeladen…’ Om de moed erin te houden”.
Herenhoed
Het duurde een paar dagen voordat de leden van het gezin Van Stijn elkaar weer terugvonden. In één klap waren de moeder en haar drie volwassen dochters alles kwijtgeraakt. Daarna kwam de ontgoocheling. Ambtenaren noteerden tot op de gulden ‘nauwkeurig het schadebedrag en vermeldden op een formulier waaraan het gezin de meeste behoefte had: ondergoed, bovenkleding, schoeisel en beddegoed.
Het heeft nooit iets opgeleverd. Weliswaar kreeg Ton op zeker moment een oproep om langs te komen, maar het enige dat ze mocht meenemen waren een herenhoed en -pantalon. Wat heb ik daar nu aan, heb ik nog gezegd. Nu, werd er geantwoord; dan bent u niet écht gebombardeerd, anders zou u hier wel blij mee zijn geweest”.
Het leven hervond zijn loop, maar, de gebeurtenissen hebben de zussen nooit meer losgelaten. Een jaar of tien geleden leidde het er zelfs toe dat de drie begonnen met het inzamelen en in dozen pakken van kleding voor de arme bevolking van Hongarije: Ondanks hun hoge leeftijd zijn ze daar nog dagelijks mee in de weer in hun flat aan de Sirtemastraat.
‘Omdat wij weten wat het betekent als je helemaal niets meer hebt”, zegt Agnes van Stijn.