Mevr. Van den Braak

De Oud-Hagenaar – 23 februari 2010
Het bombardement van 3 maart 1945 op het Bezuidenhout

‘De sirene: vlug in de kleren en je identiteitsplaatje omhangen’
In de laatste jaren van de bezetting raakten we gewend aan het geluid van de sirene die vrijwel dagelijks meerdere malen waarschuwde om dekking te zoeken. In veel plantsoenen had men schuilkelders gegraven waarvan het dak bedekt was met graszoden.

Binnen waren stevige balken aangebracht en aan weerszijden lange banken. Je daalde erin af via ’n houten trap. Er was altijd ’n bewaker aanwezig en in die waar we op weg naar school langsliepen, was ’n heel vriendelijke man en we mochten binnen kijken hoe het er uitzag.

Ondanks dat ons gezin, door gebrek aan van alles, er miserabel voorstond namen onze ouders een gezin van vier volwassenen in huis op. De moeder van dit gezin zat in onze keuken en prevelde niets anders dan “Jezus, Maria, Jozef’. ’s Middags was er nog even paniek, er ging het gerucht dat er nog meer vliegtuigen onderweg waren, en stonden we buiten met tassen waarin de meest dierbare spullen.
Wanneer het luchtalarm loeide waren we er altijd te ver vandaan en bleef er niets anders over dan je langs een gevel drukken of in het beste geval een portiek in vluchten. Daar zagen of hoorden we dan het gierend neerduiken van Jagertjes die knetterend hun kogels afvuurden alvorens weer op te trekken. Wanneer het langgerekte ‘sein veilig’ klonk speurden we rond naar lege kogelhulzen om toe te voegen aan onze verzameling.

Op school bij de Zusters Dominicanessen in de Amalia van Solmsstraat had elke klas een vaste schuilplek waar we hoopten veilig te zijn wanneer de sirene zich liet horen. Onze klas stond in het trappenhuis en we brachten er de tijd door met het bidden van Onze Vaders en Weesgegroeten.

 

Velen nog in pyjama
Bij gebrek aan kolen, elektriciteit en water werd de school in de winter ’44-’45 gesloten. We lagen dus nog in ons warme bed toen op 3 Maart ’45 de sirene wel erg vroeg waarschuwde. Er zat niets anders op dan je hoofd onder de dekens te verbergen. Maar dit keer was het anders. Geen kogels maar het geluid van vallende bommen. Vlug in de kleren en je identiteitsplaatje omhangen. Bevend achter de ramen die in ruitjes waren afgeplakt met bruine papierstroken om te beschermen tegen rondvliegend glas.

We zagen ze komen die ochtend in de Van Arembergelaan en de Laan van Nieuw Oosteinde. Een stille stoet van ontredderde mensen, velen in pyjama, sommigen bebloed zoekend naar hulp en onderdak.

 

School stond nog
In onze meisjeskamer sliepen we die eerste nacht samen met onze evacués Zeven mensen lagen daar met open ogen toen om middernacht het knetterend geluid klonk van een afgevuurde V2. Hij stokte, er viel een akelige stilte en we wachtten angstig de inslag af. Hij kwam neer op de huizen aan de Schenkweg en daarbij kwam mijn klasgenootje Lydia om het leven.

De volgende dag liep ik naar het viaduct aan de Laan van Nieuw Oosteinde. Vandaar zag ik dat het Bezuidenhoutkwartier brandde, de spits van de toren van de Liduinakerk was weg, maar het schoolgebouw stond nog overeind. Ik was elf jaar en er zouden nog 63 ellendige dagen volgen voordat deze oorlog was afgelopen.

Johanna van den Braak
Wassenaar
circu2@hetnet.nl