Dhr. Lex Dalen Gilhuys

Haagsche Courant 2 maart 1995 : ‘Een droeve stoet trok zwijgend naar Voorburg’

Door Lex Dalen Gilhuys

Wij, twaalfjarige jongetjes, stonden in onze jekkertjes bij de Broeksloot aan de Veldzichtkade en keken gefascineerd over schrale weilanden naar het westen. Daar, achter het terrein van VUC aan de Schenkkade, dreven pakketten zwarte wolken naar het zuiden. Daar waren bommen gevallen, daar was brand. Bij luchtalarm moest je schuilen, maar we voelden er nooit veel voor. Bommen vielen altijd ergens anders.

Toen ik thuis kwam zat daar een deftig geklede dame met enkele koffers en een behuild gezicht, grijswit van stof en angst. Ze was komen lopen uit het Bezuidenhout naar Voorburg. Samen met duizenden anderen. Gevlucht uit het puin, weg uit het gebulder, gegier van de vlammen. Een uittocht die even na negenen, een uur na de eerste bommen, was begonnen.

Een e-va-cu-é. Ik spelde het woord voorzichtig. Een oorlogswoord, Zoals bri-sant-bom. Of egel-stel-ling. Of mof.

Ze wilde nog een keer terug naar haar straat, de Amalia van Solmsstraat. Om nog wat te redden. Ik mocht mee, ’s avonds voor de ‘Sperrtijd’ met m’n vader en een oude fiets. Meer hadden we niet voor haar spullen.

Er gingen meer mensen terug, toen de paniek wat was gezakt. Weer de rookwolken in. Ze leken op schimmen tussen een leger flakkerende kaarsen. De straat was er nog, het huis ook. In de verte hoorde ik vlammen loeien. Ik zag gordijnen uit kapotte ramen wapperen. Er liepen overal mensen rond, huis in en huis uit – later zou blijken dat het niet alléén gevluchte bewoners waren. De vlammen kropen dichterbij, sprongen van huis naar huis en laaiden dan weer op. Ik moest aan brandende kerstbomen denken.

Veel redden konden we niet. Alles moest op één oude fiets. Terwijl onze evacué juist dingen wilde meenemen die niet te tillen of direct nodig waren. Zoals enkele grammofoonplaten. Ik heb er nog een paar. Van Roy Fox en Jack Hilton, populaire dansorkesten van voor de oorlog.

Van de terugtocht herinner ik me niet meer dan een vaag beeld van branden, brandweerlieden, kronkelende slangen, puin, overal puin. Toen we wegliepen begon het aan het einde van de Amalia van Solmsstraat te branden. Ook onze evacué zou haar huis niet meer terugzien.

Eindeloze stoet
J.C. Raatgever schrijft over die vroege uren van de 3de maart in zijn boek ‘Van dolle dinsdag tot de bevrijding’ onder meer: ‘Haastig pakte men wat bijeen, vaak de onnozelste dingen, terwijl waardevolle papieren aan de vlammen werden prijsgegeven. Over de Laan van Nieuw Oost-lndië en de Koningin Wilhelminalaan trok een schier eindeloze stoet naar Voorburg, ouden van dagen en kinderen, gezonden en gewonden, zieken en invaliden. Allen nog half verlamd van schrik, bijna bezwijkend onder de last van gered huisraad, sommigen nauwelijks gekleed. Vervoermiddelen? Fietsen, kinderwagens, aandoenlijke trekkarretjes.

Uur na uur hield deze stroom aan en in Voorburg gingen de deuren open om deze slachtoffers van oorlogsgeweld onderdak te verschaffen. In openbare gebouwen, kerken, noodziekenhuizen, scholen, overal kregen de vluchtelingen onderdak. En dat niet alleen, maar ook voeding, dankzij de Centrale Keuken en kleding. In beide gevallen voor zover aanwezig. Voor de gewonden was een noodhospitaal ingericht in de school aan de Van Deventerlaan en in het doofstommeninstituut Effatha.

Identificatie
Toen de brand was bedwongen, mede door Voorburgse vrijwilligers, kon een deel weer naar de gespaard gebleven woningen terugkeren. Velen, de meesten, zouden echter langer in Voorburg blijven. Het moeten er meer dan 3.500 zijn geweest.

De geborgen lijken werden ter identificatie neergelegd in onder meer de Oude Kerk en rond het bassin van het zwembad aan de Badhuislaan, Haagse en Voorburgse politie bewaakte en hielp met identificeren, een moeilijk en zwaar karwei, want veel slachtoffers waren zwaar verminkt. Die identificatie heeft zeker veertien dagen geduurd, in sommige gevallen was het echter een hopeloze opgave. Een aantal niet-geïdentificeerden is in een massagraf bijgezet op de Algemene Begraafplaats aan de Parkweg. Nabestaanden hebben daar kleine grafstenen geplaatst.

Inferno
Voorburg, zelf gespaard gebleven voor het inferno op die 3de maart – er sneuvelden slechts wat ruiten op de Parkweg en een benzinetank uit een vliegtuig stortte bij de ingang van de ijsbaan neer -heeft de getroffenen alle hulp geboden die mogelijk was, ondanks het feit dat men ook zelf aan vrijwel alles gebrek had. Voorburg is ook niet vergeten door de Bezuidenhouters. In de muur van het bordes van het gemeentehuis in de Herenstraat is een gedenksteen geplaatst. Ontworpen en vervaardigd door de Voorburgse kunstenaar Albert Termote. ‘Als blijk van diepgevoelde dank voor de spontane hulp verleend door het gemeentebestuur en ingezetenen van Voorburg in de dagen van rampspoed als gevolg van het bombardement op 3 maart 1945’.