Piloot dhr. J.W. de Bruyn Kops

Getuigenis van J.W. de Bruyn Kops, vlieger
“Ik zat in 1940 op het Nederlandsch Lyceum in Den Haag. Het werd daar als vanzelfsprekend aangenomen dat je naar Engeland zou trachten te ontkomen om Nederland te bevrijden. Uiteindelijk zijn meer dan veertig van deze leerlingen Engelandvaarder geworden.

Met Govert van den Bosch en Frederik Trip, twee vrienden van het Lyceum, en Oscar de Brey, die iets ouder was dan ik en al in Delft studeerde, besloten we per boot de overtocht te wagen. We kochten een aantal opvouwbare kano’s die we verstopten de duinen bij Katwijk. Het plan viel in duigen toen onze kano’s door de Duitsers gevonden werden. In de oliekleding die klaar lag voor de overtocht hadden ze de naam van Oscar aangetroffen. Bij de inval in zijn huis kon hij nog net ontvluchten. We besloten de reis maar over land naar Spanje te maken, want naar Engeland gingen we. De andere twee zouden later gaan.

Op 29 november liepen Oscar en ik door een bos onder Eindhoven België binnen. In het vrije Vichy Frankrijk ging alles veel moeilijker. Na acht maanden konden we de Spaanse vrijheid per trein bereiken. Wij scheepten ons half juli in Bilbao met enkele tientallen Engelandvaarders en Spaanse landverhuizers in. Via Curacao, New York en Canada kwamen we voor Kerstmis 1942 in Engeland aan.

Zodra we konden, reisden Oscar en ik naar Londen waar wij ons zonder veel kennis van zaken aanmeldden bij de inlichtendienst. Na de gebruikelijke thee-ontvangst voor nieuwe Engelandvaarders bij H.M. de Koningin werden wij door de Adjudant van H.M. naar ons hotel teruggebracht. Onze toekomstplannen bevielen hem niet. Zijn opmerking: “Ik geloof niet dat dat zo’n goed idee is”, was voor mij een reden om zo snel mogelijk bij inlichtingen weg te gaan. Ik had eerder al mijn twijfels over de ‘security’ ter plekke.
Meerdere malen heb ik vergeefs  geprobeerd Oscar te overtuigen dat hij weg moest gaan bij de inlichtingendienst. Een maand hierna is hij gedropt. Hij was het laatste slachtoffer van het  ‘Englandspiel’.

Ik had een opleiding voor vlieger bij de RAF aangevraagd en in januari 1945 werd ik bij het Nederlandse 320 Squadron geplaatst, dat middelzware bommenwerpers vloog. De belangrijkste doelen waren bruggen, rangeerterreinen, spoorlijnen en kruispunten. Dat was toen een moeilijke zaak en negen van de tien bommen lagen ernaast.

Het bombardement op het Bezuidenhoutkwartier in Den Haag is daar een typisch voorbeeld van. Bij de voorbereiding van de vlucht zei de baas waar de bommen moesten vallen: op het kruispunt Haagse Bos – Laan van NOI – en ik dacht nog hoe ik daar vroeger naar school fietste. Na de bombing-run keek ik over m’n linkerschouder en zag ik dat de volledige bommenlast op het Bezuidenhout was neergekomen. Vreselijk. Direct wisten we dat hier iets totaal verkeerd was gegaan, maar dat het ons niet aangerekend kon worden. Een inlichtingenofficier die de verkeerde coördinaten van het doel had gegeven was er de oorzaak van. Achteraf hoorde ik dat ook mijn pleegvader de dood in dit bombardement had gevonden.

Weken na het einde van de oorlog hoorde ik pas dat Oscar de Brey in Mauthausen was vermoord. Veel makkers ontvielen mij tussen 1940 en 1945, maar geen was er zoals Oscar. Zijn moeder had ik toegezegd op hem te letten. Oscar weet ’t, ik heb gedaan wat ik kon.
Mark Pier